Mentor on the job: het mes snijdt aan drie kantenDe uitstroom van (her)startende leerkrachten in het primair onderwijs is hoog, terwijl het personeelstekort al nijpend is. Tegelijkertijd zitten ervaren onderwijsprofessionals in de WW, met een oplopende schadelast als gevolg. Als de problemen zich opstapelen, waarom stapel je dan ook niet de oplossingen op? Claudia Bouwman van Loyalis in gesprek met Yvonne Bezemer en Marjolein de Best van Vervangingsfonds Participatiefonds (VfPf) over hun initiatief ‘mentor on the job’: “Een mooi voorbeeld van hoe een mes aan drie kanten kan snijden.”

VfPf-initiatief bevordert instroom en dempt uitstroom en schadelast
“En hoe krijg ik in vredesnaam mijn formatie op orde?” Met welk schoolbestuur Marjolein de Best, regiocoördinator bij VfPf, ook aan tafel zit, vroeg of laat komt die vraag aan bod. “Het kost scholen steeds meer moeite”, vertelt Marjolein. Yvonne Bezemer, ketenprocesmanager re-integratie, vult haar aan: “Enkele jaren terug speelde het probleem vooral in de grote steden, de krapte is nu overal voelbaar.” De voordeur van het primair onderwijs staat daarom wagenwijd open voor starters, zijinstromers en herintreders. Maar het wrange is: de achterdeur ook. Marjolein: “Toen het idee van mentor on the job ontstond, stroomde ongeveer een kwart van de starters en herintreders binnen vijf jaar weer uit.” Het is een probleem dat onze gids Claudia, consultant Inkomen & Zekerheid bij Loyalis, bij meer sectoren ziet. Het vasthouden van de nieuwe instroom is lastig. “De nieuwe medewerkers zijn hard nodig. Zo hard, dat ze meteen moeten meedraaien. De tijd om ze de begeleiding te bieden die nodig is voor een goede start ontbreekt vaak. Dat vergroot de kans op uitstroom.” En dat is niet alleen zonde omdat een nieuwe kracht – een illusie armer – het vak verlaat, het werven en opleiden is een investering gebleken die zich onvoldoende terugbetaalt. “En als nieuwe medewerkers vertrekken, groeit de druk op de andere medewerkers”, zegt Marjolein. Het is een negatief domino-effect: de kans op uitval groeit en de schadelast neemt toe. Claudia: “Met mentor on the job weten jullie dat effect te dempen, dat vind ik mooi om te zien. Jullie hebben een oplossing bedacht die meerdere problemen aanpakt.”

Bij het ontwikkelen van het initiatief was de belangrijkste vraag: hoe kunnen we zoveel mogelijk medewerkers voor het primair onderwijs behouden en tegelijkertijd de last voor de sector aan uitkeringen verlagen? De uitwerking: basisscholen die niet de capaciteit hebben om starters, herintreders en zijinstromers voldoende begeleiding te geven, kunnen hulp krijgen van het VfPf. Dat koppelt de nieuwe leerkracht aan een mentor. Deze mentor is een ervaren onderwijskracht die vanuit een werkloosheidsuitkering is opgeleid door het VfPf en daar ook in dienst is. Hij of zij is daardoor volledig uit de WW en/of bovenwettelijke WW. Dat vermindert de schadelast.

“Maar hoe werkt het in de praktijk?” vraagt Claudia. “Als je in de WW zit, is dat vaak met een reden. Er steekt een verhaal achter. Niet iedereen is geschikt.” Yvonne: “Daarom is onze selectie pittig.” De mentoren moeten een lesbevoegdheid en ook kennis van de hedendaagse lesmethodes hebben. Daarnaast moeten ze wendbaar zijn en, het belangrijkste criterium, een mentor moet op de handen kunnen zitten. Yvonne verduidelijkt: “De mentor observeert en begeleidt. Een leerkracht heeft er weinig aan als de les wordt overgenomen als het een keer minder gaat. Die heeft meer aan een goede evaluatie, inzichten en handvatten om het de volgende keer anders te doen. En we kijken ook goed naar de motivatie. De leerkrachten die begeleiding krijgen, kiezen voor het onderwijs uit passie voor het kind.” Marjolein: “Dat moet natuurlijk matchen met de motivatie van de mentor. Hij of zij wil ook graag met kinderen blijven werken en heeft een passie voor het onderwijs. Die klik is nodig voor een goede samenwerking tijdens het traject. Zeker omdat een traject altijd maatwerk is en best intensief kan zijn.”

Marjolein deelt de resultaten van vorig jaar: “20 mentoren begeleidden 374 startende leerkrachten, zijinstromers en herintreders. Dit gebeurde bij 218 scholen. Van de 374 leerkrachten zijn er 23 van functie gewisseld en hebben er maar 7 het onderwijs verlaten.” Dat is dus minder dan 2 procent.

En dan zijn er nog resultaten die zich niet in cijfers laten vangen, merkt Claudia op. “Inderdaad”, zegt Marjolein. “De leerkrachten die begeleiding krijgen, staan na het traject met meer zelfvertrouwen voor de klas. Het worden betere leerkrachten.” Yvonne: “En ook de mentoren bloeien op. Ze zijn weer bezig met het vak dat ze zo mooi vinden. Het zijn voor ons ook heel waardevolle collega’s: ze weten wat er speelt in het veld en delen hun kennis graag.”

“Inmiddels zie ik dat sommige schoolbesturen jullie mentoridee kopiëren”, vertelt Claudia. “Dat zien we als een compliment”, zegt Yvonne. “Hoe mooi als we onszelf overbodig maken op dit vlak en de scholen het zelf oplossen.” “Zie je manieren om jullie concept te kopiëren naar andere sectoren?” vraagt Claudia. “Het idee om ervaring te koppelen aan een jonge medewerker is namelijk niet uniek. Hoewel het in de praktijk niet altijd zo uitpakt, is dat ook een van de principes van het generatiepact.” Yvonne: “Of iets werkt, ligt dus niet alleen aan het idee, maar ook aan de uitvoering. Het heeft ons veel evaluaties gekost om die te verbeteren. Onze methode past daardoor perfect bij de praktijk van het primair onderwijs. Een-op-een kopiëren, dat lijkt mij dus lastig. Maar zeker in sectoren waar het, net als in het onderwijs, voor starters mentaal pittig kan zijn en de uitstroom hoog is, zie ik aanknopingspunten.” Claudia: “Zeker. Want als organisatie help je niet alleen de starter, ook de organisatie. Je behoudt talent, helpt ervaren vakmensen uit de WW en verlaagt de schadelast. Een mes dus dat aan drie kanten snijdt.”